Ziehier mijn autobiografie, zeg maar memoires-met-een-glimlach

Je kunt o.a. lezen hoe was het om …op te groeien binnen een academisch gezin waar vrijwel nooit wijn werd gedronken …als bierdrinker bij toeval wijnschrijver te worden …te wonen op Bordeaux châteaus …zware wijnproeverijen te overleven …Kuifje in wijnland te worden genoemd …op tv te koken met echte en vermeende sterren …vinpressionist te worden.
Het boek telt 33 hoofdstukken en bevat bovendien veel historische foto’s. Behalve als paperback (€14,95) verscheen het als E-book (voor slechts €8,95) én als luisterboek (€12,95; heerlijk voor o.a. lange autoritten) dat werd ingesproken door niemand minder dan Rudolf Bijleveld, de stemacteur die voorheen directeur was van een grote wijnhandel. De gedrukte versie zou verkrijgbaar moeten zijn bij betere boekhandelaren, terwijl alle drie de edities worden aangeboden door in elk geval bol.com.

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

TUINEN ALS KUNSTWERK
IN
GIVERNY

Westelijk van Parijs, nog net in Normandië, langs de Seine en de daarmee kruisende Epte, ligt Giverny, een dorp met slechts vijf- à zeshonderd inwoners – dat normaliter meer dan zeshonderdduizend bezoekers per jaar trekt. Allemaal komen ze voor de tuinen die de impressionist Claude Monet er heeft gecreëerd, vanaf 1883. Zelf stelde deze grote kunstenaar ‘Ik ben niet alleen een goede schilder, maar ook een goede hovenier.’ Vanaf de grote parkeerplaats buiten het dorp loop je via een tunneltje onder de hoofdstraat (Chemin du Roy) naar de ingang. Waar behalve ’s ochtends vroeg vaak een lange rij voor de kaartjeskassa kan staan. Vervolgens kun je of naar de watertuin lopen, wederom via een kleine tunnel, of rechtdoor naar de rechthoekje bloementuin. Dit is de eerste die door Monet werd aangelegd; aan de rand ervan staat het ruime woonhuis waar zijn grote familie verbleef en zijn gasten werden ontvangen. Niet zelden was dat Georges Clemenceau, premier tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ook schrijver en schilders meldden zich in Giverny, waaronder Renoir en twee beroemde Amerikanen, Sargent en Whistler. Wandelend door de bloementuin word de bezoeker overweldigd door het rijke palet aan kleuren. Net alsof je in een schilderij loopt, in een geschilderd kunstwerk. Claude Monet plantte tientallen bloembedden met allemaal zorgvuldig geselecteerde soorten. Soms werden deze in het buitenland besteld of gehaald uit plekken waar hij schilderde, zoals Nederland (tulpen) en Venetië. De schilder had irissen als grote favorieten, maar contrasteerde hun kleuren graag met allerlei andere bloemen, bijvoorbeeld chrysanten (gekocht in Japan), dahlia’s, klaprozen, narcissen, Oost-Indische kersen, allerlei soorten rozen, tulpen en vergeet-mij-nietjes. Anno 1907 schreef Marcel Proust ‘dit is niet zozeer een bloementuin, maar een kleurentuin’. En zijn landgenoot Octave Mirbeau had het over ‘een orgie van kleuren’. Bomen groeien er eveneens, fruitbomen vooral, met name die van appels en kersen. De tuin heeft vaak gediend als model voor Monets schilderijen: kleur op kleur, kleur naast kleur werden zowel in de tuin toegepast als op het doek. Het creëren van tuin, die ongeveer een hectare bestrijkt, eiste wel veel werk, héél veel werk. Aanvankelijk verrichte de schilder zelf het planten, en gaven zijn kinderen ’s avonds water. Vandaag de dag zijn er elf tuinlieden permanent aan het werk. In de winter om o.a. eenjarige en andere uitgebloeide planten te vervangen, en om vanaf de lente, wanneer de vogels weer fluiten, de tuin in perfecte conditie te houden. Zaden worden in het vroege voorjaar gestrooid. Het markantste element bevindt zich in het midden van de bloementuin, en loopt haaks op de woning: de laan met rozenbogen. Het eigenlijke landhuis, met zijn zacht roze, deels witte buitenmuren en groene luiken werd door Monet gestaag vergroot. Bovendien converteerde hij een voormalige schuur tot atelier. Tegenwoordig is het eigenlijk een museum waar kunstliefhebbers kunnen genieten van niet alleen eeuwenoude Japanse prenten, maar ook van tientallen impressionistische meesterwerken (o.m. in de slaapkamer en daarnaast), een blauw betegelde keuken en de in warme geeltinten geschilderde eetkamer waar de familie om exact half een ’s middags placht te lunchen. In het seizoen waren dat vaak asperges uit eigen tuin. Claude Monet woonde en werkte er, zelfs nog toen hij staar had gekregen, tot zijn dood op 5 december 1926; hij werd 86 jaar. Zo’n beetje in het verlengde van de woning liet de impressionist tijdens de Eerste Wereldoorlog een tweede, grote studio bouwen voor speciaal zijn monumentale seizoens schilderijen met waterlelies. Die hij na afloop van de oorlog doneerde aan de Franse staat. Acht ervan  kregen als permanent onderkomen het Musée de L’Orangerie in Parijs. De studioruimte fungeert tegenwoordig als museumshop.

En dan nu naar de vijvertuin. Een van de paden daar naartoe voert over en langs een sloot die omgeven wordt door oranjekleurige bloemen. Centraal in de tuin ligt een grote vijver waarop allerlei soorten waterlelies groeien in allerlei kleuren. Monet ontwierp hem op basis van foto’s, vermoedelijk die van watertuinen op Java. Japanse invloeden waren er eveneens, met als bekendste getuige de groene houten brug die de oostelijke oever markeert. De beplanting rondom bestaat uit groen riet, bamboe, een treurwilg en andere bomen, groen struikgewas, blauwe en witte regen, en uiteraard weer veel bloeiende planten in verschillende kleuren. Het kostte de nodige moeite om de vijver te vervaardigen, aangezien water uit de Epte moest worden omgeleid – en dorpsgenoten daartegen protesteerden. Maar de vijver kwam er, en zou Monets belangrijkste bron van inspiratie vormen. Hij placht er uren, dagen door te brengen, steeds genietend van de wisselende weerspiegelingen op het water en de kleurcontrasten die de waterlelies en hun bladeren creëerden met hun stille ondergrond. Hele series schilderijen waren het resultaat, alleen al 73 in het begin van de twintigste eeuw. Achteraf bleek het wel een probleem om de vijver schoon te houden, en daarmee de waterlelies gezond. Er werd zelfs iemand aangesteld wiens enige taak was om het water te ‘wieden’ van onkruidachtige planten. Bovendien liet men Chinese karpers te water vanwege hun reinigende werk. De tuinen van Giverny werden voor het publiek geopend na een ingrijpende restauratie – die als doel had om ze te presenteren in de stijl van toen, als de kunstwerken die Claude Monet letterlijk voor ogen had.

Het is de Fondation Claude Monet die de tuinen bezit en beheert. Ze zijn geopend van 1 april tot 1 november, alle dagen van 9.30 uur tot 18 uur. Tickets kun je online te bestellen. Wie als kunstliefhebber in Giverny is, moet daar ook zeker het Musée des Impressionismes bezoeken, zie bij Galerie & Musea.

 ~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

 

SCHILDERIJ VAN DE MAAND

Ziehier de tuinen van Monet in hun volle volle glorie, zoals gezien en geschilderd in juli van dit jaar. Ik doopte dit vrij grote, halve meter brede werk ‘Bont en bloeiend’. Meer details zijn te vinden bij Landschappen op www.vinpressionist.com.

***********************

Benguela Cove, zo schrijft Ronald de Groot, hoofdredacteur van Perswijn, ligt op een van de koelste plekken van Zuid-Afrika, in Walker Bay, direct aan zee. Niet alleen het klimaat is er bijzonder, ook  de grote variatie in bodems en de experimentele, zeer technische manier van wijnmaken. We spreken erover met wijnmaker Johann Fourie (links) die ooit als wijnmaker bij KWV druiven kocht van Benguela Cove. Waar de aandacht destijds meer gericht was op de ontwikkeling van onroerend goed, wijn was bijzaak. Johann: ‘Ik gebruikte al negen jaar druiven van dit bedrijf voor KWV. Zo’n 90 procent van de oogst ging naar ons, dus wist ik precies wat de mogelijkheden waren.’

In 2013 nam de Engelse, in Zimbabwe geboren Penny Streeter het landgoed over. ‘Een selfmade zakenvrouw die ooit met haar drie kinderen dakloos was. Ik moest haar ervan zien te overtuigen dat de wijngaard, met zijn unieke ligging aan zee, goud waard was. En nodigde haar en haar man uit om bij ons de wijnen van hun druiven te komen proeven, om uit te leggen wat voor parel ze gekocht hadden. Het waren geen wijnmensen, ze moesten het gaan begrijpen. Penny had al wel het idee om het estate meer als wijngaard te exploiteren, met minder accent op ontwikkeling van villa’s. Maar hoe doe je dat?’ Na twee jaar kreeg Fourie eindelijk een telefoontje. Penny was akkoord. ‘Ze wilde haar eigen wijnmerk beginnen. Toen begon de zaak echt te rollen. Ik ging adviseren in de verdere ontwikkeling van de wijngaard en de bouw van een wijnkelder, en ging op zoek naar een wijnmaker. Penny vroeg mij als wijnmaker, maar ik vond mezelf niet de juiste persoon. Bovendien was ik heel tevreden met mijn baan bij KWV.’
Uiteindelijk liet Fourie zich toch verleiden en werd in 2016 de wijnmaker van Benguela Cove . ‘Ik denk vooral vanwege de potentie van Benguela Cove, ik zag het als een ruwe diamant. Met 70 hectare is het bovendien de grootste wijngaard van Walker Bay. Voorts kon ik ook in Engeland, Sussex, aan de slag om daar voor Penny mousserende wijnen te maken.’ Tegelijk hield Fourie tijd vrij voor het ontwikkelen van zijn eigen Kaapse kelder.
Wat Benguela Cove betreft (dat graag gasten ontvangt in ook het eigen restaurant, in de art gallery en voor baaicruises) stelt hij: ‘Deze wijngaard is om verschillende redenen uniek. Je vindt er vijf verschillende ondergronden en alle mogelijke exposities. We hebben leisteen, koffieklip, graniet, kalksteen – zeldzaam in de Kaap – en kwarts. De wijnen krijgen bovendien een speciaal karakter door de wind van zee, ze liggen weinig meer dan twee meter boven de zeespiegel, dus het contact is heel direct.’ De plek is in feite heel marginaal voor wijn, aldus Johann, door al die wind en arme ondergronden. ‘Maar ik zie het als een voordeel. De stokken krijgen natuurlijke stress, wat voor kwaliteitswijnen prima is. De druiven blijven klein en de bladgroei blijft vanzelf binnen de perken. Alle rassen zijn geplant op alle verschillende ondergronden, om te kijken wat het beste werkt. Een lappendeken van percelen die eigenlijk een nachtmerrie is om te bewerken en te oogsten.’
De druiven worden verwerkt voor een drietal wijnlijnen. De instapwijnen hebben het label Lighthouse Collection, en zijn bedoeld om jong te drinken. Het zijn blends van verschillende percelen, elk met een eigen ondergrond en expositie. De wijngaarden voor het label Estate  label, een stap hoger in het gamma, liggen tegen zuidelijke hellingen, wat verklaart dat ze strenger en ingetogener zijn, aldus Johann. ‘Daar houd ik ook van, wijnen met goede zuren. Deze zijn dan ook bedoeld om even te laten liggen. Vanwege het fruit ben ik voorzichtig met de keuze van de vaten. De Chardonnay in deze lijn wordt voor 60 procent op vat vergist, in fusten die met stoom werden gemaakt en niet met vuur, om dat gebrande effect weg te nemen.’ De wijnen voor de topserie, Vinography worden gemaakt van één kloon en één perceel. ‘Dat zijn dus terroir wijnen pur sang. Het gaat om een selectie van de beste klonen en de beste percelen.’

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

VRIEND VAN POMEROL

De meeste van de certificaten tegen de wanden mijn flessenopslag zijn die van buitenlandse wijnbroederschappen. Een opvallende uitzondering vormt de oorkonde, compleet met lint en een metalen Maltezer kruis, van Les Amis de Pomerol – want dat clubje werd opgericht door een Nederlandse wijnliefhebber, Constant Boshouwers.

HET ARCHIEF SPREEKT

De met een zachte ‘g’ sprekende Constant dook halverwege de jaren zeventig (mijn diploma is gedateerd 12 maart 1975) ineens op binnen de toen rustige vaderlandse wijnwereld. Hij was een grote fan van Pomerol, toen nog betaalbaar, en wilde deze wijn en zijn gebied promoten via Les Amis de Pomerol. Waarvan hij zichzelf omschreef als ‘président-fondateur’.

Zowel bij hem thuis, Constant woonde in een riant pand aan het Valeriusplein te Amsterdam, als elders organiseerde hij memorabele proeverijen en maaltijden. In het Amstel Hotel bijvoorbeeld, waar deze foto werd genomen (met links mijn vrouw Julie die hij eens verraste met een gigantisch kruidenassortiment). De altijd stijlvolle seances werden bijgewoond door wijnimporteurs (waaronder Rob Kerstens), wijnschrijvers en anderen. Bovendien haalde Constant rustig de buitenlandse sterauteur Hugh Johnson naar Amsterdam.
Als ‘officier d’honneur’, jazeker, heb ik dankzij deze markante, aardige wijnliefhebber zelden zo veel prachtige Pomerols in het glas gekregen. En de schaarse keer dat deze inmiddels kostbare Bordeaux wederom verschijnt, hef ik stilletjes het glas op diens grote vriend van toen.

********************************


Bodegas Monje in El Sausal, op het Canarische eiland Tenerife, voert een van listan negro en negramol vervaardigde wijn als hommage aan de beroemde belcanto tenor Alfredo Kraus (1927 – 1999). Ook een reusachtig beeld van Alfredo in de haven van Las Palmas op Gran Canaria, en een nabijgelegen auditorium, houden de nagedachtenis aan deze beroemde eilandbewoner levend. Aldus de toelichting van de grote etikettenverzamelaar Bert Wentzel die te bereiken is via jokebertwentzel@gmail.com.

 

 

 

 

Disclaimer. Alle afgebeelde foto’s op deze website in dit maandmagazine zijn afkomstig van de auteur zelf of werden rechtenvrij c.q. met toestemming verkregen van wijnproducenten, wijnorganisaties, wijnhandelaren, promotiebureaus, streek- en landenorganisaties, toeristenbureaus en andere betrokkenen.